
Jurisprudentie
AL1835
Datum uitspraak2003-09-25
Datum gepubliceerd2003-09-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers307/2003 FV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers307/2003 FV
Statusgepubliceerd
Indicatie
De Provincie Noord-Holland vordert voor de voorzieningenrechter dat gedaagden het perceel Waarddijk te Heerhugowaard ontruimen. De provincie stelt een spoedeisend belang bij de vordering te hebben, omdat door de aanwezigheid van gedaagden de dwanghaven niet naar behoren gebruikt kan worden. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. Een spoedeisend belang ontbreekt, onder andere omdat gedaagden reeds 20 maanden op het perceel verblijven.
Uitspraak
DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 307/2003 FV
Uitspraak: 25 september 2003
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
de PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelende te Haarlem,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. A.M. van de Laar te Haarlem,
tegen:
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
beiden verblijvende te Heerhugowaard,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam.
Partijen worden hierna genoemd de Provincie en [gedaagde 1] c.s..
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 15 september 2003 heeft de Provincie gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[Gedaagde 1] c.s. heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de Provincie de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
1.1. De Provincie is eigenaresse van het perceel Waarddijk te Heerhugowaard, kadastraal bekend gemeente Heerhugowaard, sectie S, nummer 2119. Het perceel omvat naast een onbebouwd terrein een opleg- en of dwanghaven, die voornamelijk wordt gebruikt voor woonschepen die vanwege hun illegale ligging zijn weggesleept.
1.2. Tussen 28 februari 2002 en 4 maart 2002 heeft [gedaagde 1] c.s. het perceel in gebruik genomen, door het hangslot van het toegangshek door te knippen en het toegangshek te voorzien van een ander slot. [Gedaagde 1] c.s. maakt tevens gebruik van de op het perceel aanwezige nutsvoorzieningen.
1.3. De Provincie heeft vervolgens op 5 maart 2002 aangifte tegen [gedaagde 1] c.s. gedaan wegens huisvrede-, erfvredebreuk, alsmede wegens vernieling en diefstal door middel van braak.
1.4. Op 22 maart 2002 heeft de Provincie [gedaagde 1] c.s. gesommeerd om het perceel uiterlijk op 2 april 2002 te verlaten en daarbij alle aanwezige auto's, caravans en andere zaken te verwijderen. [Gedaagde 1] c.s. heeft geen gehoor gegeven aan deze sommatie, waarna de politie namens de Provincie op 30 mei 2002 tot ontruiming van het perceel is overgegaan.
1.5. Vervolgens heeft [gedaagde 1] c.s. een stacaravan, een caravan en twee auto's voor het gemeentehuis van de gemeente Langedijk geplaatst. Op 4 juni 2002 is [gedaagde 1] c.s. op last van de burgemeester van de gemeente Langedijk en onder begeleiding van de politie teruggekeerd naar het perceel.
1.6. De Provincie heeft op 6 juni 2002 wederom aangifte gedaan tegen [gedaagde 1] c.s. wegens huisvrede-, erfvredebreuk, vernieling en diefstal door middel van braak. Vervolgens heeft er regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de Provincie en de gemeentes Langedijk en Heerhugowaard, ten einde huisvesting elders voor [gedaagde 1] c.s. te bewerkstelligen. Dit overleg heeft echter niet tot enig resultaat geleid.
1.7. Bij brief van 18 augustus 2003 heeft de Provincie [gedaagde 1] c.s. wederom gesommeerd om het perceel te verlaten. Tot op heden heeft [gedaagde 1] c.s. aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2. De vordering en de standpunten van partijen
2.1. De Provincie vordert thans, zakelijk weergegeven, ontruiming van het perceel door [gedaagde 1] c.s. binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van het geding. De Provincie stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 1] c.s. zich thans zonder enig recht of titel op het perceel bevindt en daarmee inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. De Provincie stelt eveneens dat [gedaagde 1] c.s. zonder enig recht of titel gebruik maakt van de op het perceel aanwezige nutsvoorzieningen.
1.2. Ten aanzien van het spoedeisend belang bij haar vordering betoogt de Provincie dat de dwanghaven door de aanwezigheid van [gedaagde 1] c.s. niet, althans niet naar behoren, gebruikt kan worden. Voorts betoogt de Provincie dat zij daardoor tevens inkomsten à 45,- euro per schip per dag derft, nu zij met de provincie Utrecht gemaakte afspraken met betrekking tot het aanleggen van twee woonschepen in de dwanghaven niet kan nakomen.
2.3. Daarnaast stelt de Provincie dat zij thans niet in staat is haar toezichthoudende taak met betrekking tot de aanwezige schepen in de dwanghaven voldoende uit te oefenen. Tenslotte betoogt de Provincie dat zij herhaaldelijk klachten ontvangt van omwonenden van het perceel.
2.4. [gedaagde 1] c.s. betwist primair het spoedeisend belang van de Provincie bij haar vordering, aangezien [gedaagde 1] c.s thans reeds 20 maanden op het perceel verblijft. Voorts stelt [gedaagde 1] c.s. dat het verblijf op het perceel niet zonder enig recht of titel is, nu hij daar sedert 4 juni 2002 met instemming van het openbaar gezag, te weten de politie en de burgemeester van de gemeente Langedijk, verblijft.
2.5. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
3.1. Een vordering als de onderhavige kan in kort geding slechts worden toegewezen indien de eisende partij voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering.
1.2. In de onderhavige zaak kan niet van een dergelijk belang worden uitgegaan. Immers, [gedaagde 1] c.s. heeft onweersproken gesteld dat hij reeds 20 maanden op het perceel verblijft, terwijl de Provincie onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat en waarom er juist nu een voorziening als gevorderd noodzakelijk is. De Provincie stelt hiertoe weliswaar dat zij onvoldoende in staat is haar toezichthoudende taak uit te oefenen, doch [gedaagde 1] c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat de dwanghaven ondanks zijn aanwezigheid op het perceel voldoende ruimte biedt aan diverse schepen en voorts dat hij de bewoners van de boten die zich thans in de dwanghaven bevinden, de gelegenheid biedt gebruik te maken van de aanwezige nutsvoorzieningen. Daar komt bij dat de Provincie de stelling van [gedaagde 1] c.s., inhoudende dat hij heeft aangeboden voor het gebruik van de aanwezige nutsvoorzieningen te betalen, niet dan wel onvoldoende heeft weersproken. De vordering van de Provincie zal op grond van het vorenstaande worden afgewezen.
3.3. De stelling van de Provincie, inhoudende dat zij hierdoor inkomsten ad 45,- euro per dag per schip misloopt, doet aan het voorgaande niet af. De Provincie heeft gesteld dat het hierbij gaat om in totaal twee woonschepen, terwijl zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze inkomstenderving dusdanig is dat dit een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering met zich brengt.
3.4. Bovendien, indien al geoordeeld zou moeten worden dat de Provincie wel voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] c.s. daadwerkelijk zonder enig recht of titel op het perceel verblijft. De Provincie heeft namelijk erkend dat [gedaagde 1] c.s. in juni 2002 op last van de burgemeester van de gemeente Langedijk door de politie is teruggebracht naar het desbetreffende perceel. Het enkele feit dat de Provincie en de gemeente Langedijk klaarblijkelijk van mening verschillen over het verblijf van [gedaagde 1] c.s. op het perceel, kan laatstgenoemde niet worden tegengeworpen.
3.5. De Provincie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt de Provincie in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. begroot op 205,- euro aan verschotten en op 703,- euro aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2003 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.